Christiaan Schrijft: Medeleven is vandaag niet echt mijn ding

Maandagochtend vroeg, in de auto op weg naar school en werk. We rijden over een dijkje. In de verte staan een paar tieners naast hun fiets. Als we dichterbij komen, zien we het beter: een fiets ligt op de grond, er staat een huilende jongen bij. “Ach,” mompel ik hardop, “wat sneu…” Mijn jongste, van dezelfde leeftijd als de kinderen op de dijk, moppert en foetert dat de fiets midden op de weg ligt. Terwijl we verder rijden deel ik een overtuiging met hem: “Ik denk dat het vooral in jou het verschil voelt tussen foeteren of betrokken zijn, denk je niet?” Hij zucht. “Die mensen hebben toch niets aan mijn medelijden?!”

Vijf kilometer verderop, op de provinciale weg, neemt de afstand tussen onze auto en de auto voor ons toe. “Als je nou wat doorrijdt, hoeven die mensen áchter ons niet op jou te wachten!” Ik grinnik verbaasd en zeg: “Dus bij iemand die gevallen is, maak je je niet druk om hoe het met hem is, maar bij autorijders achter ons wel?!”

En terwijl we daar wat verder over uitwisselen, rijden we de ringweg van Groningen op. Als we een afslag nemen moet ik fors afremmen om niet op een lesauto te botsen. Ik had het adviesbord van 30 km/u nog niet gezien, maar snap hoe serieus je die wilt nemen als je rijinstructeur naast je zit. We sukkelen achter de lesauto een rotonde op en als blijkt dat de auto voor ons niet dezelfde afslag neemt, hoor ik naast me een zucht van verlichting. “Gelukkig kunnen we doorrijden nu!” Ik kijk glimlachend opzij, zie en hoor hem al de dag doorworstelen sinds hij is opgestaan. Dan spreekt hij de onsterfelijke woorden: “Medeleven is vandaag gewoon niet mijn ding.”

Aan de grens van mijn eigen ruimte

Die herken ik maar al te goed. In de jaren dat we te maken hadden met leukemie in ons gezin, waren er geregeld momenten dat ik zo strak in mijn vel zat, dat alle contact met de wereld om me heen schuurde. “Fuck de wereld, met al zijn regeltjes en geneuzel, ik doe wat ik wil en houd me even niet bezig met hoe het hoort of wat moet!”  Ik stapte zonder gordel in de auto, reed net wat te hard over landweggetjes hier in de buurt. Met mijn ogen op nors en afwezig liep ik over straat. Weinig ruimte, hoogspanning. Aan de grens van mijn eigen ruimte en al zeker weinig ruimte om rekening te houden met de grenzen van anderen. Op die momenten had ik weinig te geven, ik had mijn handen vol aan mezelf. En op die momenten had ik zelden iets van compassie te geven aan de wereld buiten mijn gezin.

“Fuck de wereld, met al zijn regeltjes en geneuzel, ik doe wat ik wil en houd me even niet bezig met hoe het hoort of wat moet!”

Grenzen worden voelbaar en tastbaar

Mijn grenzen leken op die momenten gevoeliger, tastbaarder.  Zoals schrikdraad een weiland kan afgrenzen: op het eerste oog is alles rustig, maar zodra er contact is, springen de vonken eraf. Ieder contact kan een moment van ontlading zijn, óf een waarop het knettert. Met grenzen zó voelbaar en tastbaar en met zoveel spanning, is het voor mij geen wonder dat er grenzen worden opgerekt en overschreden. En blijf ik gevangen in ‘buigen of barsten’ en ‘jij óf ik’? Of kan ik met iets meer mildheid en medeleven ervaren dat er een derde weg is: meebewegen met wat het leven me geeft? Voor mij persoonlijk is dat een voortdurende oefening. Eentje waarvoor ik wil blijven kiezen, omdat ik blij ben met wat het me brengt: net een beetje meer speelruimte in contact met anderen zodat ik kan kiezen of ik mijn grens verleg óf juist paal en perk stel.

Als ik om me heen kijk in de wereld, zie ik meer dan eens zoveel spanning, dat het me niet verbaast dat we over grenzen gaan. In het groot zie ik terug wat ik in het klein heb ervaren: een leven in angst en zorg levert zoveel spanning op, dat het moeilijk is om oog te houden voor anderen die niet direct tot ons gezin, onze familie, onze buurt of onze collega’s behoren. Wat ik ons allemaal gun is een beetje meer speelruimte in ons lijf, zodat we bij gedoe niet direct uit onze slof en in de tegenaanval schieten. Zodat onze eerste reactie kan klinken als een zucht of een ‘tjee’ of een ‘goh’ of een ‘wow’ gevolgd door een ‘hoe zullen we verder gaan?’

Christiaan Zandt blogt over zijn ervaringen als vader van Dorje die in oktober 2015 en in 2020 werd gediagnosticeerd met Acute Lymfatische Leukemie.

Steun ons werk

  • Ouders, kinderen, jongeren en
    survivors blijven steunen
  • Werken aan betere zorg en nazorg
  • Kinderen steunen met de Kanjerketting

 

Ontvang als eerste handige tips en informatie

  • Op de hoogte van acties
  • Ontvang het laatste nieuws