Door de ziekte en de behandeling kan de weerstand van je kind –tijdelijk- verminderd zijn. Daardoor is het gevoeliger voor infecties en kan koorts krijgen. Om infecties te voorkomen raden we je aan bepaalde voorzorgsmaatregelen te nemen, denk hierbij aan hygiëne, voeding en sociale activiteiten.
De weerstand van je kind vermindert doordat de medicijnen niet alleen de kankercellen aanvallen maar ook de witte bloedcellen. Je kind is in aplasie als het aantal neutrofielen, bepaalde witte bloedcellen, lager is dan 0,5×109/L. Dan kan het ondersteunende medicijnen, zogenaamde selectieve darmdecontaminatie (SDD), nodig hebben. Het is belangrijk te weten of je kind in aplasie is. Je kind is moe en ziet bleek. Heeft het ook koorts, dan is dat het teken van een infectie. Waarschuw altijd de behandelend arts.
Krijgt je kind een stamceltransplantatie van een donor, dan gelden er extra maatregelen. Deze hoor je van het ziekenhuis.