Je weet niet of je kind beter zal worden of niet. Dat maakt het extra moeilijk. Gelukkig is er hoop. Wat er ook gebeurt, koester elk sprankje. Hoop houdt je op de been. Hoop maakt dat je het volhoudt en dat je er kunt zijn voor je kind. Hoop doet leven.
Er valt altijd iets te hopen. Je hoopt dat je kind beter wordt. Gaat het slecht, dan hoop je dat je kind niet dood zal gaan. Of je hoopt op zo veel mogelijk tijd en het delen van mooie momenten. Laat je hoop niet varen.
Er zijn dagen waarop de moed je in de schoenen zinkt. Je kind zo ziek, je angst voor de dood, de bijwerkingen van de behandeling, je gezin uit balans. Dat is voor iedere ouder moeilijk. Soms ben je aan het eind van je Latijn, helemaal op, gefrustreerd en boos en dreig je alle hoop te verliezen. Dat is niet gek. Maak je geen zorgen. Hoop is taai en komt wel weer terug.
Geloof is zoiets als hoop. Je zoekt misschien troost en hulp bij God en put kracht en hoop uit je geloof. Ook wanneer je niet gelovig bent, kun je gaan bidden en geestelijke hulp zoeken. Het tegenovergestelde gebeurt ook, dat je je geloof verliest. Je kunt je hoop en geloof stellen in het behandelend team, in de liefde voor je kind of in zijn innerlijke kracht.