Broeikaseffect

Het is een soort warme vloedgolf. Alsof ik word overmand door een hogere entiteit. Het begint in mijn buik, of soms in m’n hart, en verzwelgt mijn lichaam zoals een golf uit de zee de kust opslokt. De trein doet mijn laptop een beetje stuiteren op mijn schoot. Ik stop meteen met het installeren van Office (hoezo mag ik pas over vier maanden een nieuwe licentie voor Word kopen? Kloteding), en zucht langzaam mijn warme adem uit. Het is al even geleden dat dit broeikaseffect voor het laatst in mijn lichaam op kwam zetten. Wanneer kreeg ik ook alweer voor het laatst dat hormoonprikje?

Foto: studio Bulb fotografie

Ik vraag het me in gedachten af. Het verkleinwoord mag je wel weg denken, het is nogal een prik. De laatste keer zette de huisarts die prik. Ik heb nog nooit zoveel last van mijn bovenbeen gehad als toen de huisarts dacht dat hij wel even voor verpleegkundige kon spelen. Ik kon die dag nauwelijks lopen. Terwijl ik me al hinkend een weg door die dag baande verspreidden de hormonen uit die prik zich door mijn lichaam. Ze hadden een missie: mijn eierstok (ik heb er nog maar één (in mijn lichaam althans)) in slaap houden. De mogelijke redders van mijn toekomstige kinderen stroomden door mijn aderen en riepen, zodra ze mijn eierstok tegenkwamen: ‘Slapen, slapen! Het wordt oorlog!’ Door middel van deze winterslaap beschadigde het chemogif mijn toekomstige baby’s hopelijk minder. 

Ontheemd in eigen lichaam

De opvlieger die ik als 50-jarige twintiger in de trein ondervindt geeft me een ontheemd gevoel. Als wanneer je op een verjaardagsfeestje bent van die ene vriend die je nog niet zo lang kent en je komt er al gauw achter dat je absoluut geen klik hebt met zijn vriendengroep. Je blijft het minimaal beleefde uurtje en zet het dan op een vertrekken: in dit huis hoor je niet thuis. Net zoals ik ook niet thuis hoor in dit lichaam. Het doet allemaal rare dingen, ik vertrouw haar niet meer. 

Net zoals ik ook niet thuis hoor in dit lichaam. Het doet allemaal rare dingen, ik vertrouw haar niet meer. 

Kaal op de kaart

Terwijl ik mezelf driftig ontdoe van zoveel mogelijk lagen voel ik een getik op mijn schouder. 

‘Mevrouw, uw vervoersbewijs alstublieft.’

Ze legt een pissige nadruk op de ‘me’ in mevrouw, alsof ze het mij al minstens drie keer heeft gevraagd. De conductrice drukt mijn gele pasje stevig tegen haar scanapparaatje aan, en ik zie aan de weerkaatsing op haar gezicht dat het schermpje groen oplicht. Toch geeft ze mijn kaart nog niet terug. Ze draait hem om: wil ook nog even de voorkant bekijken. Haar felle ogen gaan van de foto op de kaart naar mijn gezicht en weer terug. Haar indringende blik verraadt haar passie voor haar vak (of is het een passie voor het berispen van wetsovertreders). 

‘Heb je ook nog een identiteitsbewijs voor me?’

Ineens snap ik het. Ik had in een recalcitrante bui een foto van mij met mijn kale hoofd op mijn OV-kaart gezet. Vandaag heb ik mijn lange blonde haarwerk op. Ik giechel een beetje vanbinnen als ik haar mijn rijbewijs overhandig, daar sta ik namelijk met mijn biologische, lange haar op. Waar de NS medewerker eerst nors was is ze nu verbluft. Haar ogen gaan in een nog sneller tempo van mijn OV-kaart in haar linkerhand, naar mijn rijbewijs in haar rechter, naar mijn hoofd wat ze voor zich ziet. Ik hoor haar hersens kraken (ik zit in een stiltecoupé, dus dat geluid merk je snel op). Ze zoekt duidelijk naar een adequate verklaring voor dit raadselachtige voorval. Na een aantal seconden diep peinzen weet ze uit te brengen:

‘Ja, dat kan natuurlijk ook.’

Ik kan er erg om lachen.

Marte schrijft tweemaandelijks over haar leven als jongere die botkanker heeft (gehad).  

Meer weten over hoe het is om jong te zijn met kanker? Volg dan LEF jong en kanker via instagram. 

 

Steun ons werk

  • Ouders, kinderen, jongeren en
    survivors blijven steunen
  • Werken aan betere zorg en nazorg
  • Kinderen steunen met de Kanjerketting

 

Ontvang als eerste handige tips en informatie

  • Op de hoogte van acties
  • Ontvang het laatste nieuws