Kan'ker over schrijven: Reislustig

Elke verpleegkundige moest aanhoren hoe ik na deze levensbedreigende ziekte meteen mijn langgekoesterde droom in de praktijk zou brengen: reizen. 

Elke verpleegkundige moest het aanhoren. Hoe ik na de laatste chemokuur het eerste vliegtuig naar Australië zou pakken. Hoe ik -zodra ik kankervrij zou zijn- mijn backpack vol levenslust op mijn rug zou zwiepen. Hoe ik na deze levensbedreigende ziekte meteen mijn langgekoesterde droom in de praktijk zou brengen: reizen. Ze knikten altijd, de verpleegkundigen, en glimlachten mee op mijn aanstekelijke enthousiasme. Gekluisterd aan mijn ziekenhuisbed deden weinig dingen mijn bleke lippen nog glimlachen en wimperloze ogen nog fonkelen. Misschien wilden de verpleegkundigen die glimlach niet doen verpieteren, gunden ze mij een doel, een lichtje aan het einde van de duistere tunnel. Ook al wisten zij dat dat lichtje steeds een stapje naar achteren zou doen naarmate ik hem zou naderen. Want dat deed hij. De naïviteit waarmee ik dacht de wereld rond te reizen met een lichaam wat zojuist vijftig zakken cytostatica te verwerken heeft gekregen is ergens ook wel prijzenswaardig. Het hielp me er doorheen, die hoop. Dat neemt niet weg dat de klap hard aan kwam. Mijn houvast bleek onrealistisch, voor een reis naar de andere kant van de wereld heb je een werkend lichaam nodig. En mijn lichaam was weliswaar niet meer hospita van een leger kwaadaardige cellen, ze was wel uitgeput. Ze was op. De chemokuren waren vervroegd stopgezet omdat mijn lichaam op het randje van de afgrond bungelde. Dat geeft misschien een beeld van hoe ik er aan toe was. Ik heb het zelf ook nodig om hier af en toe aan terug te denken. Want ik wil nog steeds. Ik wil nog steeds backpacken in Australië. Ik wil rondreizen op IJsland. Ik wil duiken op Bonaire. En nog steeds frustreert het me, dat ik dat nog niet kan. Dat ik volgend schooljaar nog niet in het vliegtuig zit om mijn lang verlangde tussenjaarwensen in vervulling te brengen. Soms maakt het me boos, soms voel ik me schuldig, denk ik dat het aan mijzelf ligt, aan een tekort aan doorzettingsvermogen of veerkracht, of lef. Soms ben ik bang dat de kanker binnenkort terugkomt en ik spijt heb dat ik niet ben gegaan. Maar als ik dan terugdenk aan mijn lichaam van een half jaar geleden, afgepeigerd van tientallen zakken chemo en liters medicijnen begrijp ik het weer: ik ben nog niet klaar. Ik ben er nog niet klaar voor. Revalideren gaat tergend traag. En kanker is niet voorbij na je remissie. Maar ooit kan ik het, kan mijn lichaam het, alleen op reis. Tot die tijd moet de wereld nog maar even op mij wachten.

Marte schrijft tweemaandelijks over haar leven als jongere die botkanker heeft (gehad).  

Meer weten over hoe het is om jong te zijn met kanker? Volg dan LEF jong en kanker via instagram. 

Steun ons werk

  • Ouders, kinderen, jongeren en
    survivors blijven steunen
  • Werken aan betere zorg en nazorg
  • Kinderen steunen met de Kanjerketting

 

Ontvang als eerste handige tips en informatie

  • Op de hoogte van acties
  • Ontvang het laatste nieuws