- Ouders, kinderen, jongeren en
survivors blijven steunen
Kan'ker over schrijven: Hoe de onschuldige griep een lading kreeg
Sinds kanker ken ik een nieuw soort vertrouwdheid, eentje die niet veilig en warm is, maar toch vreemd vertrouwd.

Het is een winteravond. Ik trek na een lange schooldag en een omgeleide treinreis de voordeur achter me dicht als mijn lichaam tegen me lijkt te spreken: ‘oké, nu is het even genoeg.’ Ik had al een paar dagen teveel van mezelf gevraagd. En waar ‘teveel van mezelf vragen’ vroeger betekende: van negen tot vier studeren, rijles hebben, koken, eten, en naar hardlooptraining gaan, is dat nu blijkbaar al twee dagen achter elkaar naar school gaan. Maar het blijft niet bij vermoeidheid.
Terwijl de typische griepverschijnselen zich in mijn lichaam nestelen zet ik thee, beleg een stapel maiswafels met kaas en schuif ik mezelf onder een stapeltje dekens op de zachte bank. Ik draai mijn hoofd een kwartslag op het kussen en voel me ineens zwaarmoedig. Het lijkt mistig in mijn hoofd en het licht dooft. Mijn verzamelingetje proviand staart me vanaf het bijzettafeltje onschuldig aan.
Een jaar geleden trok ik op een zomerige maandagmiddag na een lange autorit vanuit Groningen de voordeur achter me dicht toen mijn lichaam tegen me leek te spreken: ‘oké, nu is het even genoeg.’ Dat zei ze al een paar dagen. Al een uur nadat het eerste roodoranje chemogoedje zich had geïntroduceerd aan mijn bloedcellen was ik aan de heidenen overgeleverd. Terwijl mijn moeder de restanten van vijf dagen ziekenhuis uit mijn koffer viste, settlede ik mij op mijn thuishonk voor de komende dagen: de bank. Ik zette me schrap voor het ziek-zijn van de kuren. Ik wist precies wat me te wachten stond. Thee drinken, medicijnen slikken, spuitjes zetten, hunkeren naar normaal eten, koppig alsnog een poging wagen vast voedsel te eten om -opnieuw- tot de conclusie te komen dat dit nog altijd naar zout, kots en dode vis smaakt, omdat de chemo mijn mond heeft gemetamorfoseerd tot stofzuigerzak. Ik bedolf mezelf onder dekens en tel de dagen af.
Het ziek-zijn is vertrouwd gaan voelen. Maar vertrouwdheid is meestal veilig en warm. Zoals pakjesavond met familie bij een knisperend haardvuur. Zoals kastanjes zoeken in het park en ze samen verzamelen in een grote papieren zak. Maar sinds kanker ken ik een nieuw soort vertrouwdheid, eentje die niet veilig en warm is, maar toch vreemd vertrouwd.
Ik strek mijn arm uit naar mijn go-to eten -maiswafels met kaas- en betrap mezelf erop dat ik aarzel. In een reflex trek ik mijn hand terug. Plots wordt het irrationele rationeel: ik lig op de bank, onder een deken, met thee en maiswafels. Geen wonder dat mijn brein groot alarm slaat. Terwijl mijn omgeving steeds meer is gaan lijken op die van mijn vaste post-chemokuur ritueel, opent er ergens in mijn brein een deurtje dat blijkbaar nog niet al te stevig op slot zat. Dat gaat gepaard met een grillig gevoel van vertrouwdheid dat mijn lichaam nog overal heeft opgeslagen.
Ziek zijn is raar, als je ziek bent geweest.
Marte schrijft tweemaandelijks over haar leven als jongere na botkanker. Sinds januari 2022 is ze in remissie en aan het revalideren.
Meer weten over hoe het is om jong te zijn met kanker? Volg dan LEF jong en kanker via instagram.