Kan'ker over schrijven - Eyes on the prize

Marte is twintig jaar en kreeg in maart 2021 de diagnose botkanker. Sindsdien krijgt ze chemo’s. Ze schrijft over hoe het voelt om uit de bloei van je leven te worden gerukt. Elke 20e van de maand verschijnt er hier een blog van haar. Ondertussen kun je Marte’s leven ook volgen op Instagram: @ma.rte.

Sidenote: De vorige blog ging over mijn long CT en het wachten op de uitslag daarvan. Bij deze wil ik laten weten dat de scan helemaal schoon was. Een supergoede uitslag. Vandaag snijd ik weer een nieuw onderwerp aan: het licht aan het einde van de tunnel; waarvoor doen we dit eigenlijk allemaal? Een lastig onderwerp, omdat niet iedereen met kanker licht aan het einde van de tunnel heeft als vooruitzicht. Weet dat ik daar ook bij stil sta.

Ik lig in bed. In mijn ziekenhuiskamer zijn alle muren wit.  Er hangt een stom Ikea schilderij met tulpen aan, en een precies even groot lichtbruin prikbord. Hij is zo groot dat ik nog nooit iemand hebt ontmoet in het ziekenhuis die hem helemaal heeft kunnen vullen met kaartjes. Het grote prikbord zorgt ervoor dat elk kaartje wat je eraan prikt keihard benadrukt dat je nooit genoeg kaartjes van vrienden zult ontvangen om het hele prikbord op te vullen. Dat je dat maar weet. Ik draai me om in bed. Een grote grijze olifant kijkt me aan. Ik grijp hem vast en druk mijn gezicht erin. Hij ruikt naar thuis: naar planten die net water hebben gekregen en naar schone was. Als ik voetstappen op de gang hoor ga ik langzaam rechtop zitten. Ik heb tien uur geslapen, maar al mijn spieren voelen alsof ze net de coopertest op de middelbare school hebben gelopen.

Er komt iemand binnen in een witte lange jas en een zwarte, strakke spijkerbroek. Ik zie geen witte broek, zoals veel mensen hier wel hebben. Ik heb ontdekt dat je op die manier artsen en verpleegkundigen uit elkaar kunt houden. Normale broek? Arts. Witte broek? Verpleegkundige. Mijn theorie werd gister helaas weerlegd door een jongen die, met een normale broek en een witte jas, mijn bloed kwam afnemen. Ik was helemaal verbaasd over dat hij nu al arts kon zijn, want hij was echt niet heel veel ouder dan ik, maar hij bleek ‘bloedprikjongen’. Zijn enige taak was dus bloed afnemen. Bloedprikjongens mogen blijkbaar gekleed als arts, heel verwarrend. Geef mij alsjeblieft een systeem ;)

De spijkerbroek en witte jas komt naast mijn bed staan. Ze kijkt me aan en begint te vertellen.

“We willen je hier nog minimaal drie dagen houden. We willen je namelijk ..”

Ik hoor de arts wel praten, maar de woorden dringen niet meer door. Na de eerste zin ontspannen mijn spieren zich en voel ik mijn lichaam weer terugvallen op de kussens, in het bed. Ik draai mijn hoofd weg en trek mijn capuchon strak aan. Ik voel me zo ontzettend machteloos. Ik wil dit niet. Ik wil naar huis. Mijn moeder praat met de arts. Een zware leegte bekruipt me. Ik wil hier niet zo lang blijven. Ik wil naar huis.

Alsof de arts mijn gedachten kan lezen zegt ze:

“Ik snap dat je hier niet op zat te wachten, maar het helpt misschien om te bedenken waar je het voor doet”.

Mijn ogen ontmoeten die van haar.

“Eyes on the prize”.

De volgende ochtend vraag ik me af wat die ‘prize’ dan eigenlijk is. En ik weet het wel, ik weet het heel goed. De prijs, in ruil voor al deze ziekenhuisdagen, chemokuren, haaruitval, pijn en eenzaamheid, is een normaal leven. Een leven zonder ziekenhuis. Een leven zonder pijn. Een leven zonder ziek zijn. Beter worden. Dat is de prijs. Een prijs die belachelijk veel waard is. Maar ook ontzettend stom is. Weet je waarom? Ik had die prijs namelijk al.

Stel je voor dat je heel hard hebt gespaard voor een MacBook Pro (#nospon, helaas). Hij kostte 1249 euro en je hebt er maandenlang extra shifts voor gedraaid op je werk. Je hebt de laptop net een dag binnen en bent door het dolle heen alle functies aan het uittesten als er ineens een brede, sterke man voor je neus staat. De man grist je nieuwe laptop uit je handen en stopt hem in een grote, zwarte koffer met een slot.

“Als je nog drieëndertig diensten van mij overneemt op werk, krijg je je MacBook.”

Zo voelt het, alsof ik iets afgepakts moet terugwinnen, wat eigenlijk gewoon van mij is. Het voelt zo ontzettend oneerlijk en willekeurig. Ik hád gewoon een normaal leven, normale vrienden, normale studie en een normaal, zelfs heel sterk, lichaam. En de vergelijking met de MacBook klopt niet eens helemaal met wat ik voel. Want een MacBook is iets extra’s, iets speciaals. Mijn afgepakte prijs is helemaal niet zo speciaal. Al mijn vriendinnen hebben hem gewoon. De buurman heeft hem. Mijn leraar heeft hem. Mijn broertje heeft hem. En iedereen neemt hem voor lief. Mijn afgepakte prijs is geen dure laptop. Mijn te winnen prijs is het meest basale goed wat er bestaat: het leven.

Steun ons werk

  • Ouders, kinderen, jongeren en
    survivors blijven steunen
  • Werken aan betere zorg en nazorg
  • Kinderen steunen met de Kanjerketting

 

Ontvang als eerste handige tips en informatie

  • Op de hoogte van acties
  • Ontvang het laatste nieuws